Wessel Rem in zijn schuur.

Wessel Rem is boer, molenmaker en botenbouwer

Een afspraak onder voorbehoud. Want als het weer gunstig is, heeft Wessel Rem (1947) geen tijd om te praten. Hij is molenmaker, botenbouwer én veehouder. Dan moet hij hooien. ,,Vorig jaar herfst heb ik er nog één geplaatst’‘ , zegt hij, bij het schillen van een sinaasappel. Weidemolens hebben we het over. ,,Geen nieuwe, een gereviseerde.“

Weidemolens verlagen het waterpeil, zodat het veenweidegebied voor koeien begaanbaar blijft. Ze staan op betonnen putten en zijn zelfkruiend. De diepte van de put bepaalt hoeveel water de molen weg maalt.

Een van de weidemolens in het veld.
Een van de weidemolens in het veld.

We lopen naar z’n schuur. In het midden ligt een roei-jol op de kop. Rem: ,,Er zit geen bodem meer in. Die was rot.’’ Hij gaat ‘m vervangen. ,,Dit type heb ik veel gemaakt’’, zegt hij. ,,Als er iemand komt, kan ik nog één maken. Maar dat tijdperk is een beetje afgesloten. Deze jol gebruik ik zelf. Ik heb vaarland.’’

’s Ochtends vroeg en ’s avonds vaart Rem met een van z’n jollen de melkbussen naar het eilandje met de koeien. ,,Ik melk nog maar een paar. Voor eigen gebruik, niet meer voor de melkfabriek.’’ Hij moest gegevens digitaal aanleveren en een computer heeft-ie niet. Achter de schuur staat een kleine koeltank.

Kamwerk

,,Ik gebruik de jollen ook om een weidemolen te repareren, als dat nodig is. Eerst kijken wat er aan de hand is, en dan neem ik het onderdeel mee dat stuk is. ,,Dit bijvoorbeeld.’’ Hij pakt een steel met daaraan een aantal scheppen. ,,Dit zit onderaan de molen en werkt het water omhoog. Alles wat draait, is aan slijtage onderhevig.’’

De bonkelaar brengt de aandrijving over naar de kuip met de scheppen

In de schuur staan meer onderdelen. ,,Dit is het kamwerk’‘, zegt hij, wijzend op een rad (het bovenwiel) van ongeveer 40 centimeter in doorsnee. Deze wordt aangedreven door de wieken en drijft zelf een kleiner wiel aan, dat bonkelaar heet. De bonkelaar brengt de aandrijving over naar de kuip met de scheppen die het water omhoog werken.’’

Bovenwiel met kammen. Die kammen maakt Wessel Rem meestal van haagbeuk.
Bovenwiel met kammen. Die kammen maakt Wessel Rem meestal van haagbeuk.

,,Wat je bij een tandwiel de tanden noemt, heet bij een bovenwiel de kammen en bij een bonkelaar de dollen.“ Ze grijpen op vergelijkbare wijze in elkaar. ,,De dollen van het kleine wiel zijn wat ronder van vorm en gemaakt van azijnhout’’, zegt hij. Azijnhout is een altijd groene eikensoort die van nature in Zuid-Europa voorkomt. De benaming is waarschijnlijk afgeleid uit het Portugees: azinheira. Rem: ,,Het punt is, je moet voor de dollen van dat kleine kammetje een hardere houtsoort gebruiken. Want een klein wieltje gaat vaker rond en slijt dus sneller. Je kunt natuurlijk ook iets anders nemen, zoals azobé.’’

Grenen

Hij wijst naar het staal van een gedeeltelijke weidemolen. ,,Hier komt het kruis met de roede. De balk van het kruis maak ik van grenen. Dat is vrij duurzaam. De rest komt niet zo precies. Net wat er is aan hout.”
Rem: ,,Deze weidemolen is een verbeterd type.“ Met stalen assen en een stormbeveiliging. ,,Kijk. De staart zit er zó aan. En deze trekveer houdt ‘m in positie. Een stormkracht acht of negen is sterk genoeg om de veer uit te trekken en dan gaan de wieken uit de wind. Dat is hier bedacht, maar al in de jaren vijftig hoor. Door mijn vader en zijn broer. Sindsdien hoeft de boer ‘s nachts z’n bed niet meer uit.” Althans, niet voor de weidemolens.

Rem: ,,Ze waaien anders stuk. En er is ook wel eens één tot de grond toe afgebrand.“ Veel weidemolens maakt hij niet meer. ,,Het is voor vaarland en de meeste vaarboeren zijn verdwenen. Af en toe repareer ik er nog een voor de een stichting die de weidemolens wil behouden. Vraag naar nieuwe is er nauwelijks meer. Ik weet niet hoeveel ik er in de loop der jaren heb gemaakt. Meer dan honderd.’’

Burgerdingen maken, zoals een keukenkastje of een dakkapel, ligt me niet

Rem: ,,Een bedrijf als dit is niet meer van deze tijd. En dan verdwijnt het. Burgerdingen maken, zoals een keukenkastje of een dakkapel, dat ligt me niet.’’

De scheppen die onderin de molen het water omhoog werken.
De scheppen die onderin de molen het water omhoog werken.

Naast de jol ligt een giek. ,,Daar zat een rot stuk in.’’ Hij heeft dat er schijfje voor schijfje vanaf gezaagd. Precies tot het punt waar geen houtrot meer zit. Een klus voor een van z’n dorpsgenoten. ,,Ik maak ook wel eens masten, zijzwaarden of een roer.’’

Landbouwschool

Een opleiding tot houtbewerker heeft Rem nooit gevolgd. ,,Ik heb vier jaar landbouwschool. Nu heet dat Groen College. Maar ik kom uit een timmerfamilie. Dit bedrijf stamt uit 1850 en is steeds van vader op zoon gegaan. Mijn vader was timmerman net als m’n grootvader, maar ze konden ook een koe melken. We hebben altijd molens gemaakt, en schuiten.“
Hij pakt een flink boek uit de kast. Vol met door hemzelf gemaakte bouwtekeningen. ,,Dit is een jagersjolletje.’’ Bij de schetsmatig getrokken lijnen staan afmetingen. ,,Voor mij is dit voldoende om ‘m te maken.’’ Hij bladert verder. ‘Koepraam’, staat er. En verder. Allemaal traditionele houten schuiten: baggervlet, Giethoornse zeilpunter, zeepunter… ,,Ik kan ze allemaal nog maken.”

De roei-jol waarvan de bodem rot is.
De roei-jol waarvan de bodem rot is.

,,M’n opa bouwde trouwens ook wel boerderijtjes, een hooiberg of huizen. Hij kon bouwkundig tekenen, en dan nam-ie een paar krachten aan. Ik heb het timmeren van m’n vader geleerd, maar het is denk ik ook aanleg, als je voorouders allemaal in dit vak zitten.“

De weidemolen die in delen in de schuur staat. Het bovenwiel is nog net zichtbaar. Links ligt de kap.
De weidemolen die in delen in de schuur staat. Het bovenwiel is nog net zichtbaar. Links ligt de kap.

Schrijf je in en ontvang de Houthelden per mail:

Emailadres

Voor- en achternaam