
Tegen de wind in zeilen is lastig. Je kunt je daarbij neerleggen, maar Wipke Iwersen bedacht een boot die juist dat goed kan. Haar eerste versie van de Windvinder, een trimaran, stuurde ze jaren geleden al onbemand de Stille Oceaan op, met als bestemming: ‘daar waar de wind vandaan komt’. Een windmolentje met wieken van glasvezel en epoxyhars drijft de schroef aan.
Aanleiding voor dit bijzondere project vormde de viering dat Nieuw-Zeeland in 1642 door Abel Tasman werd ontdekt. ,,De ambassadeur vroeg of ik iets maritiems wilde doen, een kunstproject op zee”, zegt ze.
Ik dacht: de reis andersom doen, tegen de wind in, is dat mogelijk?
,,Als je rond Kaap de Goede Hoop vaart, beland je in een gebied – ter hoogte van de veertigste breedtegraad – waar de wind flink aanhaalt en altijd uit het westen komt. Dat gebied wordt de Roaring Forties genoemd. Ik heb veel scheepsjournaals uit die tijd gelezen. Op iedere bladzijde voel je de spanning.”
,,In de zeventiende eeuw voeren de koopvaardijschepen er een ruime koers: voor de wind tot halve wind. Scherper aan de wind zeilen ging niet. Ik dacht: de reis andersom doen, tegen de wind in, is dat mogelijk?”

Voor het Abel Tasman-project was een bedrag van slechts 500 Nieuw-Zeelandse dollars uitgetrokken. Iwersen: ,,Ik ben sponsoren gaan zoeken, zodat het kon uitgroeien tot een zelfstandig project.”
Windvinder I
Ze deed de voorbereidingen in Nederland en bouwde de eerste Windvinder in Nieuw-Zeeland af. ,,Ik heb voor die eerste versie Canadees Oregon Pine gebruikt. Oregon Pine lijkt op wat in Europa Douglas wordt genoemd, maar heeft een fijnere structuur en is daardoor sterker. De staart is van Sitka Spruce uit Alaska, ook een naaldbomensoort. Want dat hout is goed stoombaar.”
,,De eilandbewoners hielpen me, zo werd het een gezamenlijk project. Je hebt daar, tussen Nieuw-Zeeland en Papoea Nieuw-Guinea, stevige wind en hoge golven. Wat niet werkt gaat meteen kapot. Ik had de verstaging van supersterk materiaal gemaakt, dacht ik, maar die brak direct. Het moest meer rek hebben, flexibeler zijn.”
Je moet het zien als een windmolen, de staart houdt ‘m met de neus in de wind
De buis, voor de as met de wieken (van 2,5 meter lengte) en de schroef, loopt bij de eerste Windvinder dwars door de romp van de middelste drijver. Alle drie de drijvers, die ongeveer tien meter lang zijn, hebben een kiel, maar alleen de middelste heeft een beweegbare staart. ,,Je moet het zien als een windmolen, de staart houdt ‘m met de neus in de wind.’’
Op de drijvers staan teksten, boodschappen zoals: ‘if necessary, please repair’, en contactgegevens. ,,De naam Windvinder is voor meerdere uitleg vatbaar’’, zegt ze. ,,Het bootje zoekt de wind, maar het is ook de bedoeling dat-ie zelf gevonden wordt.” In praktijk vooral door vissers. ,,Als ze de boot zien, sturen ze een berichtje.”
Berichtjes
Iwersen laat een foto zien van jongeren die vis sorteren op een van de vele eilandjes in het gebied. ,,Alle nieuwtjes worden daar uitgewisseld. En ook zij sturen berichtjes als ze horen dat de Windvinder ergens is gevonden.”
Voor de eerste versie had ze behalve van Canadees Oregon Pine en Sitka Spruce gebruik gemaakt van moderne materialen. ,,Samen met de eilanders heb ik een tweede versie van de Windvinder gemaakt. Ik dacht: misschien kunnen we iets bereiken met wat hier verkrijgbaar is.”

Dat werd een catamaran: twee rompen met daartussen de buis met de as en de schroef. ,,Alles van bamboe en zeildoek, dus geen tandwielkast. Je leert voortdurend bij. Zeildoek gaat niet zo gauw kapot, maar slijt sneller in de tropische zon.”
Verbeteren
Iwersen: ,,De eerste proefvaart was spannend. Ik dacht: Hè? Wat? Dit kan niet waar zijn. Hij ging zó snel. ‘Oh leuk, dat kan ik ook’, zo werd ernaar gekeken. De vissers zijn mee gaan denken. Ze repareerden en verbeterden de onbemande vlotten en begonnen ook zelf Windvinders te bouwen. Zo ontstond een groeiend aantal.’’
,,Als je van de passaat gebruik maakt, zoals deze vissers, heb je het probleem dat de wind nooit draait. Daarom gebruiken ze tegenwoordig allemaal een motorboot. Met de wind in de rug naar een ander eiland zeilen is geen probleem, maar de terugreis duurt lang. In de tijd van Abel Tasman hadden de Polynesiërs daar een bijzondere oplossing voor. De kiel van een modern, westers jacht heeft een symmetrische vorm. Onder hun zeilbootjes zat een asymmetrische kiel, vergelijkbaar met de vleugel van een vliegtuig. Ze gebruikten het principe van opwaartse druk om scherp aan de wind te zeilen en te voorkomen dat ze afdreven. Je kunt het zeil dan maar aan een kant voeren. Daarom bouwden ze die scheepjes zo, dat ze ook achteruit konden varen. Bij het overstag gaan verplaatsten ze de mast.’’

Windvinder III
In Den Helder werkt ze verder aan een derde versie van de Windvinder. Het eerste schaalmodel met één romp en een ballastkiel is af. Deze Windvinder heeft dus weer een drijver minder en oogt als een soort walvis. Na het kapseizen richt-ie zich meteen weer op. Iwersen: ,,Ik ben gewoon begonnen met bouwen zonder veel te berekenen.” Ze zocht contact met de TU-Delft om het model te optimaliseren.
De boeg snijdt mooi door het water en wat bovenop terecht komt, loopt meteen weer van de boot af
,,De test in de tunnel ging heel goed. Je zag het water in een vloeiende lijn langs het schip gaan en wat bovenop terecht komt, loopt meteen weer van de boot af. Het is een halve duikboot.”
Voor dit laatste model gebruikte ze Lariks. Waarom Lariks? ,,Dat was voorhanden. Ik had maar weinig nodig. Het is langzaam gegroeid en daardoor supersterk, alleen wel wat zwaar. De staartvin is een onderdeel van de kiel, dat maakt ‘m extra stevig. Verder heb ik geen schroeven gebruikt om de gangen aan elkaar vast te maken, maar knopen.“ Touw dus. ,,Voor meer flexibiliteit.” De gangen zijn open en voorzien van een huid die bestaat uit nylon voor kogelvrije vesten. ,,Superlicht, sterk en waterdicht.”

De kiel is zo gemaakt dat de buis voor de as met de schroef er doorheen kan. En de bladen van de windmolen op het dek zijn opnieuw gemaakt van zeildoek, net als bij de catamaran.
,,Voor verdere verbeteringen heb ik twee denkrichtingen”, zegt ze ,,Het schip moet zo zeewaardig mogelijk zijn én ik wil de mogelijkheden voor een staartaandrijving onderzoeken. Want het nadeel van een schroef is dat er van alles achter blijft hangen, zeewier, touw, plastic….”
,,Een vis gebruikt z’n spieren, dat moeten wij de wind laten doen.“ De toekomstige Windvinder lijkt dan niet alleen op een vis, maar beweegt zich ook als zodanig door het water.
De tonijnvissers in de West Pacific willen moderne vissers zijn, met motorboten
Iwersen heeft plannen om met haar eigen zeilschip en een bemanning van Westerse wetenschappers en kunstenaars naar Tasmanië te varen. Ze wil onderweg en op de plaats van bestemming verder werken aan verbeteringen. ,,De tonijnvissers in de West Pacific willen moderne vissers zijn, met motorboten. Ze weten niet dat de moderne westerlingen juist op zoek zijn naar mogelijkheden om wind voor voortstuwing te laten zorgen. Wij kunnen profiteren van de zeilkennis die nog steeds bij de vissers aanwezig is.”
,,Het is een project met meerdere doelen. Misschien is de belangrijkste wel: veel mensen enthousiast maken voor de mogelijkheden van de wind. Het idee van een Windvinder is fascinerend en onverdacht.”
Over Wipke Iwersen
,,Ik kom uit een familie van architecten en ben opgegroeid op een schip, op zee. Dat schip was eerst van mijn grootouders en van mijn ouders, en is nu van mij. Ik weet wat een schip doet op de wind en heb praktische kennis. Je moet aan boord altijd van alles repareren en vervangen.”
,,Ik heb een opleiding houtbouw gevolgd in Hamburg. Allemaal heel traditioneel. Je leert daar hoe je houtverbindingen maakt. In het eerste jaar mocht ik geen machine aanraken. Ik ben heel blij dat ik dat handwerk goed kan. Daarna ben ik architectuur gaan studeren in Berlijn. Want ik wilde niet voor de rest van mijn leven meubels maken. In Amsterdam, op de Rietveld Academie, heb ik conceptueel leren denken.”
Volg het project via Windvinder.com.

Als je de volgende reportages ook wilt lezen – ik schrijf ze voorlopig maandelijks – vul dan hieronder je gegevens in (mailadres is voldoende). Je ontvangt ze dan in je mailbox.
[revue_subscribe]